In dit onderzoek is bepaald of de geslachtsratio en het eiwitgehalte van het voer effect hebben op de reproductie. Ook of T. molitor ei-predatie vertoont en of het geslacht en de voersituatie effect heeft op de mate van predatie.
AanpakDe wekelijkse larvenproductie van T. molitor is bij drie geslachtsratio’s (1:2,1:4,1:9; M:V) getest op universeel (20% eiwit) en breed voer (22,8% eiwit) van Mijten Diervoeders B.V. gedurende een periode van vier weken. Het percentage ei-predatie is onderzocht door mannelijke en vrouwelijke imago’s apart in een petrischaal te plaatsen met een bekende hoeveelheid eitjes bij drie voersituaties (geen voer, universeel, breed).
Foto: proefopzet ei-predatie Figuur: schema proefopzet ei predatie
Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat breed voer zorgt voor een toename in totale larven productie (18,3%) in vergelijking met universeel voer. Bij een geslachtsratio van 1:9 is een hoger aantal larven gevonden dan bij geslachtsratio 1:2. Geslachtsratio heeft geen effect op het gemiddeld aantal larven per vrouwelijk imago. In afwezigheid van voer vertoonden T. molitor meer ei-predatie dan bij universeel en breed voer. Vrouwelijke imago’s (32,9%) vertoonden meer ei-predatie dan mannelijke imago’s (12,7%) bij universeel voer.
Foto: sexen meeltor
Conclusies
De toename in larven productie door breed voer kan verklaard worden door het hoger eiwit percentage in het voer en is mogelijk toe te kennen aan een hogere kwantiteit van essentiële aminozuren. De toename in larvenproductie per bak bij een hoger geslachtsratio’s wordt veroorzaakt door het grotere aantal vrouwen per bak, aangezien het aantal larven per vrouw niet wordt beïnvloed. Ei-predatie kan mogelijk verklaard worden door een nutriënten deficiëntie of een te hoge dichtheid.
Advies en aanbevelingen
Voor een optimalere kweek is het aangewezen om een hoger eiwitgehalte in het voer te hanteren en een hogere geslachtsratio te handhaven om de productie te verhogen. Het effect van ei-predatie kan verminderd worden door imago's frequenter over te plaatsen naar nieuwe kweekbakken.
Vervolgonderzoek zou de aminozuur verhouding in het voer kunnen vaststellen en aanpassen op de essentiële aminozuur behoefte. Ook zou een vervolgonderzoek de meest optimale geslachtsratio kunnen bepalen en testen op praktijk schaal. Ten slotte kan een vervolgonderzoek ideeën ontwikkelen om ei-predatie te voorkomen.